Scene 1.
Introductie
Er glijdt een traan uit Lana’s oog naar beneden. Hij
volgt het ijs en voegt zich daarna bij de andere bevroren tranen. Onder het ijs
zit een verborgen sleutelgat waar licht uitstraalt. We horen de takken van haar
haren kraken. Ze zijn versierd met kraaltjes en linten. We zien dat ze in haar
hand iets draagt; het is een glazen zakje met een rits waar een zwevende sleutel
in vloeistof in zit(sleutel tot het ‘hart’, voor de duidelijkheid noemen we dit
het ‘hart’). Het zit met aderen en sierlijke kettingen vast aan haar lichaam.
We zien dat ze een is met een boom, de boom lijkt als een grote jurk voor haar.
De stam is op delen bedekt met mooie stoffen, kant en sneeuw, maar ook mos. Er
hangen wat kraaltjes en andere versieringen aan. We zien de achterom
kijkende(vluchtende) houding die ze heeft.
Scene 2.
Bloei
De sfeer verandert in de scene. Zachtjes begint de zon te
schijnen. IJs begint te druppelen. Lana kan nu met haar ogen knipperen. Een
nieuwe traan glijdt naar beneden, maar door de warmte bevriest deze niet en
glijdt door naar de stam terwijl hij opsplitst in meerdere paden. Op de stam
laat de traan een spoor van groeiende bloemen en planten achter. Ze lijken mooi
en een toevoeging aan Lana haar lichaam. Een lieveheersbeestje landt op een van
de bloeiende bloemen. Lana ziet met verbazing wat er gebeurd, maar ze geniet
ervan. Op meerdere plekken begint er ook stof en kant te ‘groeien’. Sieraden en
kraaltjes ontstaan. Ook op de stof ontstaan bloemen, geborduurde bloemen. Vliegjes,
bijen en andere insecten komen op Lana af. Een vlinder met gesloten oogleden op
haar vleugels landt op Lana’s ‘hart’, en even lichten de plekken waar de
vlinder het aanraakt op. Dan gaan de vleugelogen open en kijken ze met een
indringende blik naar Lana. Lana kijkt terug naar de vlinder. Plots stijgt de
vlinder weer op en vliegt naar de bloemen. Meerdere vlinders komen op de
bloemen af. Lana kijkt er naar, het ziet er mooi uit.
Scene 3.
Sporen
Langzaam slaat de sfeer weer terug. Terwijl dit gebeurt
voeden de vlinders zich met de bloemen en verplaatsen zich daarna massaal naar
de rest van haar lichaam. Lana is nu deels bedekt met trossen vlinders. Plots
zien we het lieveheersbeestje dat we eerder zagen van een bloem afglijden. Hij
valt op de grond en verdwijnt in de aarde. Een grote doornige tak schiet omhoog
op de plaats waar net het lieveheersbeestje verdween. Lana schrikt ervan. Meerdere
insecten vallen een voor een op de grond. Zodra de insecten de grond raken
zakken ook zij in de modderige aarde. Op hun plaats schieten nog meer grote,
kronkelige takken met doornen omhoog. Ze scheuren stukken van de jurk en
doorboren haar bast. Lana kijkt onrustig rond, ze raakt in paniek. Er komen wat
vlinders tegen de sneeuw aan waardoor een deel wegglijdt en er een ongelijke
rand achterblijft. De bloemen waar de vlinders op hebben gezeten hebben hun
kleur verloren en zijn nu verwelkt. Overal waar de vlinders Lana aanraken zien
we dezelfde oplichtingen als bij de eerste vlinder. Lana wordt steeds meer een
met de boom, de stam neemt haar lichaam steeds verder over. We zien de ranken
in haar nek en om haar armen strakker en volgroeider worden, haar huid
verandert. Ze is nog steeds in paniek. Op een paar plekken waar het hout dood
is gegaan beginnen elvenbankjes en paddenstoelen te groeien. Er landt opnieuw
een vlinder op haar ‘hart’. De vlinder steekt zijn tong uit en prikt door het
glas heen en begint van de vloeistof te zuigen terwijl de ogen haar aankijken.
Dan begint het te waaien. Een windvlaag neemt alle
vlinders mee. Overal waar de vlinders zaten zien we de lichtpuntjes nog
nagloeien. De verwelkte bloemen en planten worden weggeblazen. Een paar van de
doornige takken kunnen de wind niet weerstaan en breken. Op de plek waar ze in
haar ‘hart’ gestoken was zien we een heel klein straaltje vloeistof lopen. Het
lekt op haar hand. Nu de vlinders zo snel zijn weggetrokken trekt de boom die
Lana overnam ook weer wat terug. Lana sluit opgelucht even haar ogen en ademt
uit. Alles is even stil.
We horen een zacht krakend geluid wat steeds sterker
wordt. Lana opent verschrikt haar ogen en probeert rond te kijken waar het
geluid vandaan komt. We zien dat op de plekken waar eerder de lichtpuntjes van
de vlinders nog nagloeiden er nu gaatjes zijn ontstaan waar een vloeistof uit
lekt. Met de vloeistof komt zaagselachtig materiaal van Lana’s binnenste mee
naar buiten. Ze raakt opnieuw in paniek. Er komt nu nog iets anders uit de
gaten, iets kleins en vochtigs. Dan slaan ze hun vleugels uit; nieuwe vlinders
zijn geboren. Ditmaal zijn het veel meer dan eerder. Ze lijken op de vlinders
van eerder maar zijn veel groter en angstaanjagender. De vlinders gaan weer op
Lana zitten en steken hun tong in haar bast. Ditmaal zuigen ze een soort van
gloed uit Lana. Terwijl dit gebeurt neemt de boom Lana weer verder over. Haar
huid wordt steeds meer van hout. Nu raakt ze nog erger in paniek want het hout
omsluit nu al haar nek en gaat richting haar gezicht. Ook haar armen veranderen
steeds verder. De hand met het ‘hart’ verandert ook. Haar vingers worden takken
en groeien steeds langer. Lana knijpt haar ogen dicht van angst. Dan worden de
takken aan haar vingers zo lang dat ze door het glas van haar ‘hart’ heen
steken en het kapot maken. Als ze haar ‘hart’ hoort breken kijkt ze verschrikt
naar wat er gebeurd. Het glas is in stukken en de vloeistof stroomt van haar
hand en drupt naar de grond. Een vlinder pakt de sleutel terwijl de vleugelogen
Lana aankijken. Het laatste beetje gloed wat de vlinders op proberen te zuigen
vervaagt, het is op. Ze stijgen op en voegen zich ook bij de sleutel.
In paniek kijkt Lana rond, ze moet iets doen. De vlinders
bewegen met de sleutel richting het gloeiende sleutelgat op haar lichaam. Ze
hebben moeite met het gewicht van de sleutel. Dan ziet Lana iets. Ze heeft een
idee. Ze sluit opnieuw haar ogen en gebruikt al haar wilskracht. We zien hoe ze
een voor een de vingers met takken begint te bewegen.
Ze breekt haar nek vrij van de bast en kan haar hoofd
draaien. Ze doet haar vingers bij elkaar en beweegt haar hand in een stekende
beweging naar de vlinders met de sleutels. Dan spreidt ze haar vingers en
doorboort daarbij de vlinders. De andere vlinders vliegen verschrikt weg. De
sleutel valt in haar hand. Door de beweging zijn de takken om haar huid
gebarsten en brokkelen ze van haar af. Voordat de vlinders terugkomen buigt ze
zich en steekt de sleutel in de grond. Daar waar eerder de vloeistof uit haar
‘hart’ op de grond lekte is nu door de weggesmolten sneeuw een sleutelgat
ontstaan. Ze draait de sleutel om. Er klinkt een rommelend geluid. Dan begint
de sleutel te bewegen. Hij splijt open aan de bovenkant en er groeit een helder
groen steeltje uit. Aan het steeltje zit de knop van een bloem. De knop gaat
open en we zien de eerste bloem van de lente. De zon schijnt op de bloem en de
omliggende sneeuw smelt waardoor het groene gras verschijnt.